2e reis: Nouristan

28 october: vertrek naar Nouristan (klik hier voor een korte geschiedenis van deze gesloten provincie) met onze gastvrouw, een zieke G. en heel veel veldflessen met thee. We rijden via de drukke hoofdweg richting de Pakistaanse grens langs de rivier de Kabul naar Djellalabad (een grote stad) waar we lunchen in een tchaikhana. Mooie vergezichten onderweg en veel (vracht)auto’s met de wielen omhoog in de berm of lager…..Heel ander klimaat hier: veel sinaasappel- en andere vruchtbomen In bloei. Doorgereden langs een schitterende route met watervallen naar Chagha Sarai. Winkeltjes afgestruind op zoek naar lakens en een deken voor onze gastvrouw die haar slaapzak had vergeten…. Gegeten in de grootste tschaikhana en voor acht uur (met veel DDT) naar bed.

De volgende ochtend vroeg de vanuit het hotel zichtbare zwaar bewaakte brug (paspoortcontrole) overgereden en na een werkelijk schitterende tocht in Barikot aangekomen waar Nouristan begint.

Slagboom

Slagboom, veel politie, onze vergunning om Nouristan te bezoeken werd overgeschreven en we troffen er een al eerder tegengekomen Afghaanse gids, die verbaasd was dat wij zo maar alleen Nouristan introkken en ons nog enige nuttige tips gaf. Maar wij hadden natuurlijk onze gastvrouw bij ons, wat niet alleen gezellig was maar ook wel handig, want hoewel de Nouristani hun eigen taal hebben spraken sommigen ook het Pashtoe enigszins. En toen begon een werkelijk sprookjesachtig mooie tocht door Nouristan langs de (groene) rivier de Kunar die de grens met Pakistan vormt en zagen we de houten gebeeldhouwde graftombes, de bewoners met hun platte wollen mutsen, hun houten huizen in dorpjes, die tegen de bergen aangeplakt leken. Het was stralend weer: warm met een strakblauwe lucht. Op de toppen van de hoge bergen van de Hindu Kush lag sneeuw en hoewel de grens vaak onrustig was (vandaar alle militairen) picknickten we nu in volmaakte rust aan de rivier. Na een geweldig diner (soep, spinazie, witte rijst met kippenboutjes, aardappelen en tomaat) om 7u naar bed in het prachtig in de bergen gelegen Kamu Hotel.

30 oktober: om 8 u vertrokken en na 20 minuten auto en chauffeur (hield niet van klimmen) achtergelaten en in 2 uur naar Kamdesh-Boven geklauterd, waar we zouden lunchen. Iedereen die ons tegenkwam, al dan niet met kinderen, ezeltjes, geiten of koeien, groette ons hartelijk en gaf ons een hand. Boven aangekomen kwamen er kindertjes naar ons toe, die ons noten aanboden! Helaas konden we hen niet veel bieden, maar de pepermuntjes werden door de oudste onmiddellijk in stukjes gebroken en verdeeld onder de in een naar grootte aflopend rijtje rustig wachtende kleintjes. Zo ontroerend…. Gevolgd door de kindertjes hebben we het dorp bekeken: houten huizen met prachtig houtsnijwerk; drie vrouwen kwamen terug uit de bergen met grote puntvormige manden vol hout voor de winter.

Vrouwen verzamelen brandhout

Mannen deden de was, maar onze gastheer bleek niet aanwezig. Geen lunch dus, maar we hadden alleen maar dorst en gelukkig wel thee mee naar boven genomen. Het was jammer dat we daardoor niet zijn huis van binnen konden zien. Tijdens onze afdaling kwamen we hem met zijn ezeltjes tegen: hij verontschuldigde zich in alle toonaarden, dat hij ons niet had kunnen ontvangen. Overigens realiseerden we ons achteraf dat we precies dat hadden gedaan waartegen we zo gewaarschuwd waren: S en ik liepen alleen (d.w.z. zonder mannelijke begeleider of gids) een heel eind voorop, terwijl stoere Nouristaanse mannen, soms bewapend, ons tegemoetkwamen. We ontmoetten echter alleen maar beleefdheid en vriendelijkheid – hoewel we hen helaas niet konden verstaan – en waren geen moment bang. Na iets uit de koelbox in de auto te hebben gegeten zijn we doorgereden naar een pittoresk gelegen tchaikhana in Kamdesh-Beneden, waar we 3 andere toeristen ontmoetten. Onderweg konden we met onze moderne medicijnen een man helpen met beenwonden, die zo dankbaar was dat hij ons uitnodigde bij hem thuis te komen eten! Dat hebben we hem maar niet aangedaan…

Dorpje tegen een bergwand

Op 31 oktober naar Barg-i-Matal, nog altijd langs de Kunar rijdend. Op lunchtijd het dorpje bekeken, waar net de school uitging en kleine meisjes (!) met houten, bewerkte stoeltjes op hun hoofd naar huis holden, onderdehand met open mond naar ons kijkend. Hier werden we door een lief vrouwtje binnen genood; ze babbelde honderduit met onze gastvrouw, zo goed en zo kwaad als dat ging. Weer picknick aan de rivier en teruggereden naar “onze ”tchaikhana” in Kamdesh-Beneden. 1 november: terug naar Kabul. De lange tocht begon slecht: lekke band (overigens de derde). Ter plaatse gerepareerd maar in Chagha Sarai toch naar een garage gegaan. Wij leerden ondertussen de kok in de niet bepaald schone keuken (!) van een overigens net uitziende tchaikhana hoe je een omelet moet maken…. In Djellalabad waar een gezellig avondleven aan de gang was moet de chauffeur weer naar de garage: nu 2 lekke banden. Al met al veel oponthoud zodat we pas om 22u in het pikkedonker “thuis” kwamen, waar onze gastheer ons wederom ontving met “la salle de bains vous attend”; wat een zaligheid. Maar we hebben genoten van de prachtige natuur en de vriendelijke bewoners van Nouristan. Weinig konden we vermoeden dat hier later zeer fel zou worden gevochten (eerst de Nouristani tegen de Russen, later de Amerikanen tegen de Taliban) …..