Er kwam altijd veel bij kijken, voordat we konden vertrekken. Maar over de jaren heen ontwikkelde zich een ritueel. Zodra de auto voor de deur stond, mijn vader haalde hem altijd op van de stalling aan de Westvlietweg, sprong Frenkie er in. Hij bewaakte de auto dag en nacht. Hij kwam er alleen uit om te eten, te sassen of te slapen. Frenkie was als Tackel niet erg groot maar wèl heel slim. En het was een echte waakhond die ‘s_nachts direct aansloeg als hij iets hoorde. Handig met vrij kamperen. Waarschijnlijk was het ook vakantie voor hem, want hij kon de hele familie bij elkaar houden en overzien. Hij hoefde dus niet steeds het huis door, om te kijken waar iedereen wel was.
Onze hond Frenkie op zijn favoriete uitkijkpost.
Kampeerauto’s hebben grote voordelen. Maar een belangrijk nadeel is dat je feitelijk zonder auto zit, wanneer je je voor langere tijd settelt op een kampeerplaats. Mijn moeder begon al weken van tevoren met het opbouwen van een voorraad. Want er gingen voor 4 weken levensmiddelen mee, in ieder geval alles dat niet vers gekocht hoefde te worden. Het scheelde ook een hoop gezeul en inkopen onderweg. Bovendien hadden de heren Wenkenbach junior het in hun jonge jaren nog niet zo op de Italiaanse keuken.
Tegen de tijd dat alles in huis was en de auto voor de deur stond, kon deze worden gepakt. Na een tijdje was dat deels Bert’s job. En het was altijd de kunst om de auto zo efficiënt mogelijk in te pakken. De levensmiddelen voorraad ging altijd onder de rechter achterbank, daar bovenop een voorraadlijst, klep dicht, kussen erop en klaar! Ook moest er “vreemd geld” mee. Mijn moeder regelde dat altijd van tevoren bij de bank en er waren envelopjes met valuta voor alle landen die we bezochten. Bert vond dat altijd fascinerend en hij kent de wisselkoersen uit die tijd nog steeds uit zijn hoofd. Zo heeft hij vandaag de dag ook altijd nog een gevoel voor de inflatie in de diverse landen. En er gingen benzinebonnen mee. De zgn. Carte Carburante. In Italië was de benzine erg duur door de voortdurende inflatie van de Lire. Maar buitenlanders konden in hun eigen land benzinebonnen kopen waarmee ze goedkoper konden tanken in Italië.
Een bankbiljet van 1000 Italiaanse lire’s uit die tijd, waarde in 1962: 6 Nederlandse Gulden, in 1997: 1 Gulden.
Toen Bert wat ouder was kreeg hij nog een speciale opdracht. Het pakken van alle gereedschap. Dat vond hij erg eervol want Pa keek nooit naar wat Bert gepakt had in het grote zwarte gereedschapsetui. En dat gereedschap was nogal eens nodig, want technisch gesproken “had de HY nog wel eens wat”.