De inrichting

Als ik er zo eens over nadenk, was de inrichting zo modern voor die tijd, dat de kampeerauto zelfs vandaag de dag nog makkelijk mee zou komen. Om te beginnen was de gehele auto geïsoleerd met tempex. Daardoor bleef hij heerlijk koel. Er zat stromend water in. Onder de auto zat een vuurverzinkte 100 liter watertank. Die was speciaal op maat gemaakt. Van daaruit kon water worden opgepompt met een vleugelpomp naar een 13 liter watertankje dat in één van de kastjes boven de gootsteen zat. De zwaartekracht deed de rest. In die tijd gebruikte men voetpompjes met een heel beperkte capaciteit. Maar dit werkte veel beter. Links achterin stond een grote gasfles. Die voedde het 3 pits gasfornuis en de gaslamp. Deze fles was voldoende voor minsten 2 maanden “onderweg”.

De zithoek was een klassieke caravan oplossing. De tafel kon zakken tussen de banken. En met de rugkussens was vervolgens een tweepersoons bed te maken. Die kussen waren uitgevoed met binnenvering, dus dat sliep comfortabel. Het enige verschil met een caravan was, dat de zithoek hoger stond, i.v.m. de bandenbakken. Daardoor was er een ongelofelijke bergruimte onder de zittingen en de vloer. Die bood o.a. plaats aan een enorme buitentafel met stoelen. En een grote voorraad levensmiddelen.

Kampeerauto interieur

Het interieur van onze kampeerauto, het zou ook vandaag nog steeds als modern gelden.

Wat ook haast geen enkele caravan had, was een chemisch toilet aan boord. Daar ging een vloeistof in, Racasan, die alle vaste delen omzette in een reukloze vloeistof. Overigens werd het toilet alleen in bijzondere situaties gebruikt. Omdat de auto zo ruim was, was er een royaal keukenblok en een hangkast, waar kleding fatsoenlijk hangend kon worden opgeborgen.

Hans en Bert sliepen voorin op spanbedden. Als de rugleuningen van de voorstoelen waren weggenomen konden die bedden worden geplaatst. Eén dwars voorin boven de stoelen en de andere hoger in de lengterichting van de auto. Zo kon je ook nog makkelijk via de schuifdeur de auto in en uit. Als het warm was kon de achterklep open blijven en er werd dan een hor in gemonteerd met drukknopen. Zo bleven de muggen buiten.

Campingspullen kon je nog haast niet kopen. De butagaslamp en de gootsteen kwamen van een caravan bedrijf bij Aalsmeer. De klapstoelen, de pannenset en het Mepal service (dat net uit was), van de Bijenkorf. Het bestek ging in stoffen hoezen die mijn moeder er speciaal voor gemaakt had. De kampeerauto had ook een voortent. Die kon worden bevestigd via een speciale rail. Hij was van zwaar tentdoek op maat gemaakt door een tentenleverancier.

En wat echt heel bijzonder was, er zat een 250 volt wisselspanningsaansluiting in de auto. In die tijd waren de gangbare autoradio’s buizen radio’s. En met een trilomvormer werd er 250 volt wisselspanning opgewekt. Na gelijkrichting was dat de anodespanning voor de buizen. Maar die wisselspanning kon je ook omschakelen en op een stopcontact beschikbaar maken. Het werd bedacht en uitgevoerd door overbuurman en zendamateur Bob van Binnendijk. Dat was het wel, wild kamperen en toch elektrisch scheren. Wat veel mensen overigens niet weten is dat via de sterke zender van Bob, tijdens de watersnoodramp in 1953 de hulpdiensten in het rampgebied zijn gecoördineerd, maar dit terzijde.

De eerste paar jaar zijn er in het interieur een paar verbeteringen aangebracht. De bedconstructie voorin is verbeterd. En de koelkast is vervangen door een extra keukenkastje. Dit, omdat mijn vader de koelkast, die op butaangas draaide, eigenlijk te gevaarlijk vond. Maar haast alles functioneerde direct perfect. En dan te bedenken dat er haast niets “standaard te koop” was. Simpelweg omdat het nog niet bedacht was. Later is er natuurlijk een enorme caravan en camper industrie ontstaan.

Het hele interieur was opgebouwd uit licht multiplex en hardboard. Alle kastdeuren hadden sponningen waarmee ze mooi sloten. Witmetalen sluitwerk en deurtjes die met snapsloten werden geborgd. Het interieur was mat wit met warmgeel glanzende kastdeuren en laatjes. Het plafond was zacht blauw en het exterieur was zacht grijs-groen. De auto is uiteindelijk volledig geschilderd bij het schildersbedrijf van mijn grootvader, die zich ook persoonlijk met het kleurenschema had bemoeid.