Het grote probleem van Franse auto´s in die tijd en specifiek ook van de HY was roest. En de kampeerauto had er ook behoorlijk last van. Op een goed moment bleek de achterkant, die aan de zijpanelen met felsverbindingen was vastgemaakt, haast helemaal los te zijn gekomen. Ook de achterspatborden waren van de achterkant losgeraakt. Bert, die in die tijd op de Anthony Fokker School zat, kon daar een speciaal hoekprofiel zetten van aluminium. Dat profiel werd vervolgens met twee componenten plamuur en popnagels over de weggeroeste felsverbinding gemonteerd. Zo was er weer een goede constructieve stijfheid. En het zag er, nadat het profiel in de kleur was geschilderd, weer heel strak uit. Maar het was ook duidelijk dat de kampeerauto niet meer het eeuwige leven had. Bovendien ging Bert de laatste jaren niet meer mee, omdat hij alleen op vakantie ging. En zo gingen mijn ouders samen met Hans vanaf 1970 met z´n drieën op pad. Naar Zweden en Noorwegen. Dat waren de bestemmingen die mijn moeder nog op haar verlanglijstje had. Kennelijk had ook de kampeerauto het daar naar zijn zin, want op zijn oude dag heeft hij daar nog heel grote afstanden afgelegd zonder enig probleem.
Op de Hardangervidda in Noorwegen, 1973.
Omdat ook Hans zo langzaam aan alleen op vakantie wilde en gegeven de ouderdom van de auto, besloot mijn vader de auto eind 1974, na 15 vakanties, te verkopen. Dat gebeurde door er een boord “Te Koop” op te plaatsen. En hij was al snel verkocht. Er was een jong Zuid-Afrikaans stel dat een jaar in Nederland wilde werken en vervolgens een aantal maanden door Europa wilde trekken. En ze werden begeleid door iemand die voor het Ministerie van Justitie werkte. Hij had de auto te koop zien staan. De koop was vlot gesloten. Als je in die tijd een auto verkocht, werd er contant betaald. Daarna kreeg je de auto en het kentekenbewijs mee. Dat kon de nieuwe eigenaar dan op zijn naam laten stellen. Maar een vrijwaringsbewijs bestond in die tijd niet. Je wist dus niet of de auto echt was overgeschreven op naam van de nieuwe eigenaar.
Mijn vader en broer Hans “op de bok” tijdens de laatste reis door Zweden, 1974.
Het is voorjaar 1976 en valt een brief op de mat, afkomstig van het Londense vliegveld Heathrow. Om precies te zijn van de afdeling die de parkeerplaatsen beheert. De inhoud is ongeveer … Uw Citroën HY met het kenteken BX-38-99 staat al maanden op ons parkeerterrein, als U de rekening komt betalen krijgt U Uw auto weer terug … . Wat bleek. De kampeerauto was nooit overgeschreven. En zo was Heathrow bij de laatst geregistreerde eigenaar uitgekomen.
Mijn vader is uiteindelijk nog naar Heathrow gegaan. Hij had een klein wagentje gemaakt met daarin een vers geladen accu en daarop de gereedschapstas en wat kleding. En natuurlijk de reservesleuteltjes, want er was kennelijk nog een stel sleuteltjes boven water gekomen na de verkoop. Met de boot naar Engeland en met de trein naar Heathrow. En hij heeft de auto nog kunnen bekijken. Uit achtergebleven papieren kon hij onder andere zien dat de nieuwe eigenaren er zelfs mee in Turkije waren geweest. Ze waren er kriskras mee door Europa getrokken en vervolgens de auto gewoon achter gelaten op Heathrow.
Hij heeft de kampeerauto niet meer mee genomen. Veel mensen uit onze omgeving zeiden later: “Waarom heb je die auto niet meegenomen.” Maar hij was na 21 jaar gewoon echt op. Bovendien wilde mijn moeder, die 15 jaar volop had mee gedaan, nu samen ook een ander soort vakantie. Maar het is waarschijnlijk een waardig tweede afscheid geweest tussen twee oude vrienden, goed dat dit heeft kunnen plaatsvinden, denkt Bert.